Benijdenswaardig!
Het parkeerterrein ligt er verlaten bij op deze sombere, doordeweekse ochtend. Ik trek mijn muts diep over mijn oren; de wind komt, met harde onverwachtse vlagen, pal uit zee. Terwijl ik mijn zakken nauwgezet controleer op onmisbare items -zakdoek, hondenriem, plastic zakje, tennisbal, mondkapje en autosleutels- onderwerpt Hond de duinrand aan een nauwgezette inspectie. Minutieus stelt ze vast wie hier al eerder langskwam en of er iets -in welke vorm dan ook- is achtergebleven.
Een klein, lichtbruin mopshondje komt haar te hulp. Samen snuffelen ze uitgebreid aan de berm en aan elkaar. Als twee hartsvriendinnen die nodig weer eens moeten bijpraten, brengen ze elkaar op de hoogte over hun gezondheid en hun laatst verorberde maaltijden. Gevolgd door de twee zigzaggende honden loop ik verder, richting strandopgang.
Een meeuw scheert rakelings langs mijn hoofd, navigerend op de straffe westenwind en landt op een lantaarnpaal. Zijn harde en langdurige gekrijs lijkt beantwoord te worden door de enorme, schor krassende, kraai aan de ander kant van het pad.
Achter mij nadert de eigenaresse van het mopshondje. Ze heeft haar handen diep weggestopt in de zakken van haar korte, stoere jasje van imitatiebont. Bij elke gedecideerde stap zwaait haar paardenstaart heen en weer. ‘Echt niet alles is voor jou, Bas!’, hoor ik haar zeggen. ‘Je wacht maar op je beurt!’
Ze grijnst als ze mijn verbaasde blik ziet en kijkt omhoog langs de lantaarnpaal. Daar zit, klapperend met zijn zwarte vleugels, de kraai zonder enige gêne te schreeuwen. Hij kijkt de vrouw doordringend aan met zijn priemende kraalogen. ‘Daar zit Bas. Zo noem ik hem altijd.’, wendt de vrouw zich tot mij. ‘Hij denkt dat alles altijd voor hem is. Net als die clown op t.v. vroeger, weet je nog? Alles is voor Bassie!’ De laatste woorden zingt ze op het zeurderige deuntje van het ooit bekende televisieprogramma. ‘Ze gaan allemaal elke dag met ons mee. Op het strand wandelen! En als ze braaf zijn krijgen ze een brokje.’ Met een breed armgebaar wijst ze om zich heen.
Op de fietsenrekken, op de boulevard, zitten vier kokmeeuwen. Hun zwarte kopjes volgen aandachtig elke beweging die de vrouw maakt. Rond haar voeten huppen drie spreeuwen, op het ijzeren draad van het hek wiebelen enkele mussen heen en weer. Bovenop de lantaarnpaal slaakt Bassie nogmaals enkele ijselijke kreten. ‘Toen mijn hond een pup was, kreeg ‘ie een snoepje als hij netjes naast me bleef lopen. Ik gooide dan ook wat voor de vogels.’ Een grote kauw landt op haar schouder en knabbelt wat aan haar paardenstaart. Al pratend duwt ze een hondenbrokje in zijn grote zwarte snavel. Tevreden spreidt de vogel zijn vleugels en fladdert vooruit naar het strand.
Onderaan het duin, bij het strandpaviljoen drukt een pakketbezorger zich angstig tegen het portier van zijn gele bestelbusje. Hij wijst op onze honden, die een paar meter verderop heen en weer rennen en hem geen blik waardig keuren. ‘Ze doen niks, dat weet ik wel.’ ,zegt hij, schaapachtig grijnzend. ‘Maar ja …….. mijn moeder heeft me altijd gewaarschuwd voor honden.’ Hij slaakt een hoorbare zucht van opluchting als wij verder lopen, het strand op. Waarschijnlijk heeft zijn moeder nooit The Birds gezien, want de zwerm vogels die ons achtervolgt, wekt zijn verbazing niet.
‘Bang voor honden ……. Begrijp ik niks van!’, vervolgt de vrouw ons gesprek. ‘Ik hou gewoon van alle dieren. En dat vóelen ze. Natuurlijk!’ Ze spreidt haar armen, de handpalmen naar boven. Ogenblikkelijk landen verschillende mussen op haar rechterhand om kruimels op te pikken. Een brutale meeuw grist ,in de vlucht, het brokje van haar andere hand weg. ‘Als ik ‘s ochtends de voordeur open doe, zitten ze al op me te wachten. Grappig toch? Het is net alsof ik in een kinderboek leef met al die vogels om me heen!’ Beslist klapt ze in haar handen die ze vervolgens schoonveegt aan haar broekspijpen. ‘Maar soms heb ik er geen zin in hoor! Dan doe ik het gewoon niet!’
Stevig voortstappend, met haar handen in haar zakken gestoken, vervolgt ze haar wandeling langs de schuimende branding. Ze wordt in het kielzog gevolgd door een flinke troep meeuwen, een heen en weer springend hondje en een aantal forse kraaien. Eén daarvan krijst bijzonder luidruchtig.
‘Dat is Bassie!’, zeg ik wijsneuzerig tegen Hond. Samen kijken we haar nog lang na. De vrouw die leeft in een kinderboek. Als ze zin heeft, tenminste.